Verder naar het noorden en wat dieper in het binnenland vinden we Døvrefjell, een gebied met (afgeplatte) toppen tot boven de 2000m die zich bovendien uitstekend lenen tot het maken van wintertrekkings.
Interessant aan deze regio is dat ze gelegen is in de zogenaamde ‘regenschaduw’ van de massieven langs de westkust, en daardoor gemiddeld een stuk beter weer kent. Deze lagere neerslagtotalen verklaren meteen ook waardoor zelfs onder de hoogste toppen nog slechts kleine, wegsmeltende cirque-gletsjers aanwezig zijn.
In Døvrefjell kan je als enige gebied in Scandinavië muskusossen bewonderen, met name in het Stroplsjødalen in het oosten van het massief.
Dovrefjell is de enige plaats in Europa waar je nog in het wild muskusossen kan bewonderen (Kasper Geuns)
Het grootste deel van Dovrefjell is nationaal park. De smalle strook waar de spoorweg en de hoofdweg doorloopt en waar enkele skistations liggen, is de scheiding tussen de twee nationale parken : Dovrefjell-Sunndalsfjella, ca. 1825 km² en Dovre National Park, ca. 280 km², dat in de praktijk één geheel vormt met het Rondane gebied.
Aan de noordkant gaat Dovrefjell over in Trollheimen. Dit is een beschermd landschap. Het maakt de verbinding tussen Dovrefjell en de zee, dus alle mogelijke berglandschappen van bossen en fjordachtige valleien in de laagste stukken naar heide en hoogveen met bergpieken in de hoogste stukken. De naam Dovrefjell is eeuwenoud ; Trollheimen is een uitvinding van eind 19e eeuw om toeristen naar Noorwegen te lokken.