Voordelen van toerlanglaufen
Toerlanglaufen is de oorspronkelijke manier van skiën. In Noorwegen, Noord-Amerika en centraal Azië zijn houten ski’s teruggevonden van meer dan 1000 jaren oud. Het was de manier om zich door het met sneeuw bedekte landschap voort te bewegen en is dat in deze gebieden nog steeds. Terwijl in dichte bossen de sneeuwschoenen het aangewezen middel zijn, eenmaal uit het bos zijn de ski’s in het voordeel. Het vergt nl. heel wat minder energie om te skiën. Sneeuwschoenen vereisen een wandelbeweging, je moet dus voortdurend je knieën optrekken, zeker bij diepe poedersneeuw en daarbij het gewicht van de sneeuwschoen iedere keer opheffen. Ski’s vereisen een glijbeweging, dus zelfs in hele diepe sneeuw, waarbij je je ski’s niet meer ziet, kan je dezelfde beweging blijven doen maken. Daarbij heb je nog altijd een snelheidswinst. 18km op sneeuwschoenen door gevarieerd terrein is zowat een maximum, met ski’s is 30km geen uitzondering.
De voor- en nadelen van ski’s en sneeuwschoenen naast elkaar:
Sneeuwschoenen | Ski's |
---|---|
Vlakke leercurve. Het vergt wat gewenning in het begin maar zadelt je niet op met technische moeilijkheden. | Steile leercurve. Niet alleen ski-techniek maar ook extra aandachtspunten op vlak van materiaal |
Trager | Sneller |
Hoog energieverbruik /km | Laag energieverbruik /km |
Compact. Bosrijk, smal en steil terrein zijn toegankelijk (vb Ardennen) | Niet compact. Werkt vooral in meer open en heuvelend terrein. |
Meer grip op steile flanken | Minder grip op steile flanken. Hulpmiddelen nodig. |
Goedkoper | Duurder |
Gemakkelijk te transporteren | Moeilijk te transporteren |
In Scandinavië is toerlanglaufen de manier om je in de bergen te verplaatsen (foto: Jelle Houbrechts)
Materiaal
Wat zijn toerlanglaufski’s?
Het zijn ski’s die gemaakt zijn om buiten de traditionele langlauf pistes te gaan. Dit kan gaan van een dagtochtje over zacht glooiend terrein tot het doorsteken van Antartica of het bestijgen van een alpentop.
Een toerlanglaufski, ook backcountry of nordic touring ski genoemd, verschilt op verschillende punten van een gewone langlaufski. Het is ook geen alpiene ski maar ligt er wat tussenin. De verschillen kort samengevat:
Langlaufski | Toerlanglaufski | Alpiene ski | |
---|---|---|---|
Breedte (ter hoogte van de voet) |
Tussen 40 en 50mm. Vooraan en achteraan enkele mm’s breder | Tussen 50 en 90mm. Vooraan en achteraan 5 tot 25mm breder | Tussen 65mm en 125mm. Vooraan en achteraan 20 tot 50 mm breder |
Lengte | Lichaamslengte + 25cm | Lichaamslengte + 5 tot 20 cm | Lichaamslengte – 0 tot 15 cm |
Camber (spanning) | Veel camber | Weinig camber | Geen camber |
Binding | Tip van de schoen klikt vast. De hiel is vrij. | Tip van de schoen klikt vast. De hiel is vrij. | Heel de schoen is vastgeklikt. |
Type Schoen | Lichte, halfhoge schoen met optimale flexibiliteit ten koste van stabiliteit. | Stevige, hoge schoen. Vergelijkbaar met een type B/C wandelschoen. Evenwicht tussen flexibiliteit en stabiliteit. | Stijve, hoge bot met optimale stabiliteit ten koste van flexibiliteit. |
Andere | Geen stalen kant | Stalen kant | Stalen kant |
Soorten toerlanglaufski’s
Er bestaat niet één type tourlanglaufski. De breedte kan gaan van 50mm tot 90mm. Je vindt er die nagenoeg even breed zijn over de hele lengte van de ski, andere zijn voor- en achteraan beduidend breder, we noemen dit de sidecut. Hoe groter de sidecut hoe beter de stuureigenschappen van de ski. Sommige hebben geen staalkant, anderen hebben er een over ¾ van de ski en nog anderen hebben een stalen kant over de hele lengte. De staalkant is ook weer belangrijk bij het sturen, deze bijt in de sneeuw waardoor men grip heeft bij het nemen van bochten. Ze maken de ski wel zwaarder. Mensen die met honden op pad gaan moeten ook rekening houden dat de staalkanten schade kunnen toebrengen aan de poten van de hond.
Het terrein bepaalt de type ski die je kiest. We nemen 4 ski’s, elk voor een ander doeleinde.
- Vlak-glooiend terrein door verse sneeuw, bijv: Scandinavische laaglanden. Hiervoor volstaat een ski zonder stalen kant, sidecut van 54-48-52 en een grote spanning. Binding typisch systeembinding met passende schoen.
Voorbeelden: Åsnes Vestmarka ski, - Vlak-glooiend terrein met verijsde ondergrond, bijv: Groenlandse binnenland, Antartica, Hardangervidda, Ijsland. Een stalen kant is een must hier, een iets groter sidecut voor betere stuureigenschappen (67-57-62) en een grote spanning. Binding is typisch telemark binding of systeembinding met geen te stijve schoen.
Voorbeelden: Åsnes Gamme 54 ski, - Heuvelachtig terrein, bijv: Vercors, Sarek, Dovrefjell, Cairngorms. Ook hier is een stalen kant onontbeerlijk, het steilere terrein vereist ook een grotere sidecut (76-56-66). De spanning is een stuk lager, ook weer om de stabiliteit bij het afdalen te verbeteren. Zich voortbewegen over vlakke en licht oplopende stukken gaat met deze ski’s een stuk moeizamer dan met de twee vorige. Binding typisch telemark binding of bij minder geaccidenteerd terrein ook systeembinding.
Voorbeelden: Åsnes Nansen Ski, - Bergachtig terrein, bijv: Queyras, Jotunheimen, Mercantour. Ski’s voor dit terrein hebben uiteraard ook een stalen kant en een grote sidecut (86-62-75) en nauwelijks spanning. Het is ook aangeraden een iets kortere variant te nemen dan in de voorgaande voorbeelden. Binding typisch 3-pin kabel binding met stijve schoen
Voorbeelden: Åsnes Ingstad Ski,
Als we een tabel maken met op de ene as de snelheid die we kunnen maken met de ski en op de andere as de stabiliteit/stuureigenschappen, ziet die er zo uit. We kiezen de populairste ski’s op de markt. De grootte van de cirkel geeft aan hoe dragend de ski is in diepe poedersneeuw.
Het valt op dat sommige ski’s een veel groter dragend vermogen hebben dan anderen. Dit ligt enerzijds aan de breedte van de ski, anderzijds aan de stijfheid. Een stijve ski zal het lichaamsgewicht meer over heel de lengte van de lat verdelen, een flexibele ski buigt meer door in het midden en verliest zijn dragend vermogen aan de tip.
Er is een groot verschil tussen de twee uitersten in deze tabel. De snelste ski’s zijn allesbehalve stabiel bij het afdalen en hebben vaak een minder dragend vermogen in poedersneeuw terwijl de meest stabiele ski’s een blok aan je been kunnen zijn bij lange vlakke etappes. We kunnen stellen dat de ski’s aan de uiteinden van de tabel geschikt zijn voor meer speciale/extreme situaties zoals heel steil of heel vlak.
De all-round ski’s liggen dus in het midden van de tabel (Ingstad, Nansen, XADV89,…). Dit zijn de ski’s die het vaakst gebruikt worden op meerdaagse skitochten.
Ben je nieuw in deze discipline en je wil ski’s kopen of huren, laat je dan steeds goed informeren en zeg er duidelijk bij wat voor tocht(en) je denkt te doen. Heel je beleving staat of valt met het juiste materiaal.
In Scandinavië is het heel normaal om 3-4 verschillende paar ski’s te hebben maar welk type kies je nu best als je een all-round ski wil hebben die je op al je wintertrekkings kan gebruiken? De beste verhouding tussen stabiliteit en snelheid vind je bij ski’s met een sidecut in de trend van 75-60-70. Elke fabrikant varieert wat maar dergelijke maten zijn terug te vinden bij elk merk. Goede merken zijn Åsnes, Madshus, Salomon, Fisher. De lengte is afhankelijk van je eigen lengte, je gewicht (hou hiermee rekening met eventuele bepakking) en het terrein. Elke fabrikant biedt een tabel aan waar je de aangewezen lengte kan aflezen.
Åsnes Ingstad en Nansen zijn uitstekende all-round ski’s (foto: Jelle Houbrechts)
De bindingen
De bindingen worden zo op de ski gemonteerd dat de tip van de voet op het midden van de ski staat. Er kunnen in hoofdzaak twee types onderscheiden worden:
Systeembindingen
Hierbij klikt een metalen staafje op de tip van de schoen vooraan in de binding vast. Verder past het profiel van de zool van de schoen perfect op de gegroefde plaat van de binding. Je kan kiezen tussen twee systemen: het NNN-systeem ondersteund door Rottefella en Fischer en het SNS-systeem gefabriceerd door Salomon. Elk van deze twee systemen hebben hun eigen specifiek bijpassend schoeisel dat dus niet uitwisselbaar is tussen deze twee type systeembindingen. Beide bindingen zijn goed maar het is aangewezen om voor het NNN-systeem te kiezen. Er zijn namelijk veel meer schoenen voor te vinden die erop passen. Systeembindingen zijn het meest geschikt voor niet te geaccidenteerd terrein. Ze zijn minder goed inzetbaar om steilere afdalingen mee te maken in bergachtig terrein.
3-pins of telemark binding
De schoen die bij dit type binding past bevat een vooruit stekende zool aan de tip van de schoen waar drie gaatjes in zijn aangebracht die passen in een klem met 3 pinnetjes op de binding. De Rotefella Super Telemark of Voile Heavy Duty Mountaineer zijn de telemark bindingen bij uitstek om meerdaagse tochten mee te maken over lange afstanden in combinatie met een leren schoenen. Sommige telemarkbindingen bevatten ook nog een kabel die tot achter de hiel van de schoen rijkt. Dit type telemark binding wordt dan ook vaak de 3-pin kabel binding genoemd. Zeker zij die voornamelijk afdalingen willen opzoeken moeten de 3-pin kabel binding bekijken. In combinatie met een kabel en een stijve schoen bieden ze een stuk meer stabiliteit bij het afdalen. Soms is het moeilijk je schoen in de binding te krijgen of om het sluitingmechanisme aan te spannen. Dit komt vaak doordat je de sneeuw (die onder aan je schoenen kleeft) in de binding duwt en door de druk wordt samengeperst tot ijs. Dit ijsklompje zit dan in de weg om de binding helemaal te sluiten. Klop dus altijd je schoenen even af (tegen een steen, je stok, je andere voet,….) voor de schoen in de binding te plaatsen. Zorg ook dat de binding ijs/sneeuwvrij is alvorens vast te klikken.
Bij de systeembindingen kan je kiezen tussen twee sluitingsmechanismen. Een manuele en automatische versie. Bij de eerste zet je voet in de binding en moet je de binding met je hand vastduwen, om los te klikken dien je dit ook weer met de hand open te trekken. Een automatische binding werkt met een veer en klikt vanzelf vast als je je schoen in de binding duwt, openen gaat door met de punt van je stok op de binding te duwen. Hoewel deze laatste variant wat gemakkelijker is in gebruik en je je handen niet nodig hebt, is het toch aan te raden voor de manuele bindingen te gaan. Deze gaan minder snel stuk bij een val.
De schoenen
De schoenenkeuze is dus afhankelijk van de binding die je hebt. Ze moeten namelijk passen op de binding. Een Salomon schoen zal niet passen op een NNN-systeembinding bijvoorbeeld. Kies voor een stevige schoen die goed boven de enkel komt, liefst een goed gevoerde uitvoering om tegen de kou te kunnen. Schoenen met een uitneembare binnenschoen zijn niet alleen warmer overdag maar kunnen ’s nachts ook aanblijven voor wie last heeft van koude voeten, probeer ze wel regelmatig te verluchten zodat er zich niet teveel vocht in ophoopt. Ze kunnen ook gebruikt worden om snel buiten de tent je toilet te doen (let op op ijzig of hellend terrein, deze binnenschoenen hebben geen grip en je glijdt er dus gemakkelijk mee uit). Bovendien bespaar je je het ongemak wanneer je ’s morgens in je koude leren schoenen moet.
De schoen mag ook niet te stijf zijn om comfortabel te blijven over lange dagafstanden. De tip van de schoen moet vrij gemakkelijk kunnen plooien. Dit test je door de schoen samen te drukken met de tip op de grond. Gaat dit vlot met 1 hand dan zijn ze te slap, gaat het vlot met twee handen dan zijn ze goed. Moet je er echt gewicht op gaan zetten dan zijn ze te stijf. Zijdelingse stijfheid is ook belangrijk. Neem de schoen vast bij de tip met 1 hand en aan de hiel met de andere en probeer beide handen in tegenovergestelde richting te draaien. Gaat dit vlot dan zijn ze niet stijf genoeg. Zijdelingse stijfheid draagt bij tot het comfort en je gebruikt een stuk minder energie omdat je niet bij elke kleine oneffenheid je beenspieren moet opspannen om je evenwicht te behouden. Leer is nog steeds aangewezen omwille van de duurzaamheid ervan. Textiele schoenen kunnen sneller scheuren door de constante interactie met de sneeuw en het ijs.
Volledige toerlanglaufuitrusting (foto: Jelle Houbrechts)
De stokken
Zonder stokken ben je niets. Het is vrijwel onmogelijk om efficiënt vooruit te geraken zonder de hulp van de stokken. De lengte hangt af van je lengte. Ga je uitsluitend vlak dan neem je stokken die ongeveer tot aan je schouders komen. Afdalen gaat beter met kortere stokken. Het is daarom niet slecht wat meer te betalen voor een goede telescopische skistok. Deze kan je in lengte veranderen naar gelang het terrein. Kies wel voor kwaliteit want de sluitingsmechanismes van goedkopere stokken begeven het al snel waardoor je verder moet op de kortste stand. Let op als je hier je wandelstokken wil gebruiken, deze zijn vaak niet stevig genoeg. Je zet immers veel meer druk op de stokken bij skiën dan bij wandelen. Een grote sneeuwteller is ook essentieel.
Kies indien mogelijk ook voor een kurken handvat. Dit is een stuk warmer dan een van kunststof. Bij sterke koude (-25°C en kouder) kunnen kunststoffen handvatten ook barsten of breken.
Stokken met een grote teller (foto: Steve Behaeghel).
Wax, of no wax?
Een ski is glad onderaan. De bedoeling is dan ook dat ze glijdt maar om vooruit te gaan heb je ook grip nodig. Om die grip te bekomen wordt de ski onderaan ingesmeerd met wax. Deze wax plakt aan de sneeuw en geeft grip. Typisch wordt het gedeelte van 60cm voor de voet tot 15cm achter de voet ingesmeerd.
Waxen is niet moeilijk maar het vergt wat kennis en ervaring. Skifabrikanten maken ook ski-varianten met een geschubde onderzijde. Het gedeelte onder de voet is voorzien van schubben en geven de ski grip zonder het gebruik van wax. Dit is op vele vlakken gebruiksvriendelijker en zeker van beginnende skiërs een groot voordeel. Het nadeel is dat het niet zo breed inzetbaar is als wax en niet voldoende grip geeft om een pulka te trekken.
Wax kleeft aan de onderkant van de ski waar er wax is aangebracht (foto: Jelle Houbrechts).
Een ski goed kunnen waxen biedt nog steeds de meeste garantie op een goede ervaring. Dit leer je ook niet meteen en het is pas na heel wat trial en error dat je ermee weg bent. Hieronder sommen we in het kort de dingen op waar je op moet letten.
Type wax
De sneeuwtemperatuur en -ouderdom bepalen welke wax te gebruiken. Waxen hebben verschillende samenstellingen en verschillen hierdoor in hardheid. Verse sneeuw heeft scherpere kristallen dan oude sneeuw waar de kristallen zijn afgesleten (ook reden waarom een sneeuwpak in dikte is afgenomen nadat het een week heeft gelegen.) Deze harde kristallen prikken beter in de wax dan de oude zachte. Daardoor heb je op een oude sneeuwlaag een zachtere wax nodig dan op een vers laagje.
Hetzelfde zien we bij temperatuur. Hoe kouder de sneeuw hoe droger ze is en hoe harder. Ook hier geldt dus dat we een zachtere wax nemen bij warmere temperaturen.
Kies je een te harde wax dan merk je dat je geen grip hebt, de sneeuw is dan te zacht op zich vast te hechten aan de wax. Kies je een te zachte wax dan heb je het omgekeerde voor. De sneeuw hoopt zich op onder je ski tot een dikke bal. Je hebt zoveel grip en je geraakt voor geen meter vooruit.
Gelukkig vinden we waxen met een vrij groot temperatuurbereik. De twee grootste producenten van wax zijn Røde en Swix. Zij hebben een enorm assortiment en op elke verpakking is het temperatuurbereik aangeduid voor verse sneeuw en voor oude sneeuw. Voor de competitie markt hebben ze wax die zo een bereik heeft van 1 graad of minder. Op een lange toer zou dit niet werken en zouden we om de paar honderd meter een andere wax nodig hebben.
We nemen een wax met een temperatuurbereik van enkele graden. Een goede set waxen waar je in vrijwel alle gevallen mee weg geraakt is de volgende van swix:
- Swix Rood V60: Een wax voor warmere omstandigheden met een sneeuwtemperatuur van +3 tot -1
- Swix Violet V45 Special: Voor temperaturen net onder het vriespunt -3 tot 0.
- Swix Blue V30: Voor koude temperaturen van -3 tot -15.
Wax aanbrengen
Wax breng je aan door het blokje op de wax zone van je ski uit te wrijven. Je brengt een dun laagje aan waarna je het verder uit wrijft met een kurken blokje. Door de warmte van de wrijving zal de ski de wax absorberen. Dit herhaal je enkele keren. Merk je dat je te weinig grip hebt dan breng je nog enkele laagjes aan. Wil je op zeker spelen dan kan je een laag wax aanbrengen die je niet uitwrijft met de kurk. Je gaat ineens een stuk meer grip hebben maar dit laagje zal ook heel snel afslijten. Afhankelijk van de ondergrond, je snelheid en je manier van gaan zal je na een tijdje weer wax moeten aanbrengen. In perfecte omstandigheden is 1 keer waxen per dag genoeg. Ga je over verijsde sneeuw, daarna door poeder, in zon en schaduw,… dan kan het zijn dat je 3-4 keer per dag moet waxen. Een goede routine is om je wax vlot bereikbaar te hebben en elke je keer even pauzeert leg je een vers laagje ( tenzij je geen enkel probleem hebt met je grip). Dit duurt maximum een minuutje en je bent ineens weer wat opgewarmd.
Waxen tijdens de pauze (foto: Jelle Houbrechts)
Ga je die dag veel hellingen doen is het verstandig om de hele ski te waxen, je zal wat trager gaan op het vlakke maar des te meer grip hebben op de hellingen.
Je kan steeds een zachtere wax op een harde smeren, net zoals je confituur op pindakaas kan smeren maar niet omgekeerd. Dit laat je toe om ’s morgens in de koude een harde wax op te zetten en tegen de middag wanneer je door de zon loopt een zachtere op te zetten. ’s Avonds schraap je met de staalkant van de ene ski de wax van de andere kant of je neemt een plastiek plaatje mee waar je de wax mee kan afschrapen.
Na elke tocht is het aangewezen je ski grondig te reinigen zodat er geen waxresten zich kunnen vastzetten in de ski.
Glijwax
Voor elk seizoen, na enkele 100-en kilometers of maak er een gewoonte van dit te doen na elke trekking. moet je je ski’s ook opnieuw behandelen met glijwax. Dit is een vloeibare wax die je aanbrengt over de hele ski en de ski betere glij eigenschappen geeft en beschermt. Ook waxless ski’s dien je op deze manier te behandelen met glijwax (voor de verwarring).
Klister
Op heel harde, verijsde ondergrond of warme, natte sneeuw heeft wax geen enkel effect. Dan gebruikt men klister. Dit is iets gecompliceerder en we raden aan in dergelijke omstandigheden stijgvellen aan te doen (zie hieronder), ook op het vlakke of enkel je stokken te gebruiken om je voort te bewegen. Sinds kort bestaat er ook klister in sprayvorm, deze is gemakkelijker en minder tijdrovend om aan te brengen.
Verijsde sneeuw. Ski’s naast elkaar en afduwen met de stokken (foto: Jelle Houbrechts).
Vellen
Voor meer grip (vooral nodig bij het stijgen, maar ook om een pulka te trekken) zijn er vellen die je op de ski’s kan bevestigen. De vellen zijn bezet met korte, stijve haren die met de glijrichting mee staan. Vooruit geven ze dus een minimale weerstand, in de andere richting zorgen de haren ervoor dat je niet wegglijdt en je dus kan afduwen.
Er bestaan korte vellen waar je nog deels mee kan glijden of vellen die over de hele ski gaan en optimale grip geven bij het stijgen.
Je vindt twee typen vellen.
- Nylon vellen: De haren op de vellen zijn gemaakt van nylon. Deze zijn heel duurzaam en gaan gemakkelijk 10 jaar mee met intensief gebruik. Nylonharen zijn zeer stijf en bieden zeer veel grip, zowel in losse, droge sneeuw als in natte sneeuw. Het nadeel (bij gebruik van korte vellen) is dat ze niet zo goed glijden.
- Mohair vellen: Deze zijn gemaakt van haren van de angorageit. De vellen zijn gekend om hun glij-eigenschappen (bij korte vellen). Ze bieden wel minder grip dan nylonvellen bij natte sneeuw. Ook is er meer kans op ijsvorming. Ze slijten ook een stuk sneller en zijn duurder.
Het is duidelijk dat de meeste kiezen voor nylon, tenzij snelheid en energieverbruik belangrijk zijn. Er bestaat ook een mix van beiden. http://www.colltex.ch/en is een gekende leverancier. Bij ijsvorming op de vellen behandel je ze bv met skin wax.
Vellen worden (afhankelijk van het merk) vooraan de ski vastgemaakt en hebben een klevende zijde die op de ski plakt. Deze kan je gewoon op je gewaxte ski plakken op voorwaarde dat het een wax is zonder fluor (fluor lost de lijm van je vellen op). Bescherm de stiksels waarmee de vellen verbonden zijn met de fixator door de naad af te tapen met powertape oid alvorens ze te bevestigen. Dat komt de levensduur ten goede.
Om de lijm van de vellen te sparen is het belangrijk om ze proper te houden. Bij het afdoen van de vellen, plak je ze met de klevende zijden aan elkaar en rol je ze op. Ze voorkom je dat de lijm opdroogt of dat er vuil in komt.
Als je stopt om je tent op te zetten, haal je ook best de vellen er af. Je kan ze dan mee in de tent nemen waar het net iets warmer is. Warmere vellen kleven beter, zo ben je zekerder dat ze halverwege de dag niet lossen. Steek ze ’s morgens eventueel even mee in je donsjas.
Bevestigen van vellen op toerlanglaufski’s (foto: Steve Behaeghel).
Techniek
Gaan met ski’s
Als je op tv naar langlaufers kijkt zie je de klassieke diagonaaltechniek of de schaatsbeweging. Dit zijn zeer effectieve manieren om vooruit te gaan met ski’s maar verre van de aangewezen wijze om je door ongerept terrein te gaan bewegen met een rugzak of pulk.
Als je gaat tourlanglaufen neem je dezelfde frequentie aan als wanneer je zou wandelen. Je moet dit immers een hele dag volhouden. Je kan kiezen om gewoon een wandelbeweging te doen. Dit is het gemakkelijkste en voor beginners een laagdrempelige manier om te starten. Het vergt wat meer energie en gaat iets trager maar je gebruikt over het algemeen dezelfde spieren als bij wandelen waardoor je minder snel last krijgt van blessures. Stokken dienen hier vooral voor de stabiliteit.
Een efficiëntere manier is om je ski’s op de sneeuw te houden en te glijden met 1 ski terwijl je je afduwt op de andere. Belangrijk is om je heupen en bovenlichaam niet mee te laten draaien, enkel je benen bewegen. Hierbij worden andere spieren gebruikt dan bij wandelen of fietsen en na een dag kan dit spierpijn met zich meebrengen en stijve liezen. Het is daarom goed om de eerste dagen de glijbeweging niet te lang te maken zodat de liezen niet te veel belast worden. Een goede voorbereiding is schoolslag zwemmen. Dit traint de liezen en de binnenste dijspieren (aductoren).
De klassieke langlauftechniek is in weze hetzelfde, alleen ligt de frequentie en de snelheid een stuk lager als we op toerlanglaufs de bergen intrekken.
Gaan met langlaufs (foto: Steve Behaeghel)
Stijgen met ski’s
Bij een lichte helling blijft de techniek hetzelfde als op het vlakke. Op een gegeven moment wordt het te steil om te glijden. We gaan dan over op een wandelbeweging. Ipv af te duwen op een ski en te glijden op de andere, duwen we nu actief die andere vooruit, zoals wandelen zonder onze voeten op te heffen. Wanneer je merkt dat je ski’s geen grip meer hebben, zet je je ski’s in een V en wandel je naar boven met de tippen van je ski’s naar buiten.
Dit gaat nog net met een gewone wandelbeweging. Een beetje steiler en er dient diagonaal gestegen te worden (foto: Jelle Houbrechts).
Wordt het nog steiler dan kunnen we niet meer recht op de helling naar boven, in dit geval maken we een diagonaal spoor. Zoals een weg met haarspeldbochten. In elke bocht maken we een zogenaamde x-stap en vervolgen we onze weg.
Tegenwind, compacte sneeuw, bergop = diagonaal stijgen en veel druk zetten (foto: Jelle Houbrechts).
Hoe steil men kan klimmen met ski’s hangt af van het type sneeuw. Diepe poedersneeuw geeft meer grip dan harde, verijsde sneeuw, compacte sneeuw geeft het meeste grip. Het hangt ook af van hoeveel wax je gebruikt hebt of hoe breed en hoe lang je stijgvellen zijn.
Op smalle, steile stukken waar het niet mogelijk is om diagonaal te stijgen, zet je je ski’s dwars en stap je zijdelings de helling op (foto: Jelle Houbrechts).
Afdalen met ski’s
Een lichte afdaling of eentje die niet lang is kan je gewoon recht naar beneden glijden. Zet je voeten een 20-tal cm van elkaar en buig licht door je knieën en laat je glijden. Bekijk het terrein dat voor je ligt goed zodat je eventueel kan anticiperen op bulten en putten die je uit balans kunnen brengen. Bij een langere maar nog niet te steile afdaling kan je rechtdoor blijven gaan en voorzichtig remmen met behulp van de ploegtechniek.
Een steilere of lange afdaling moet in bochten worden afgedaald. Vermits je hielen niet vast zitten en je niet zo’n stijve schoen aan hebt als bij alpien skiën kan je niet dezelfde slalom of carving techniek gebruik. Freeheel of telemark is de techniek die gebruikt wordt. Dit is echter niet zo gemakkelijk en niet op 1,2,3 geleerd. Tweetakt parallel is ook een goede techniek en iets gemakkelijker dan telemark. Hierbij begin je je bocht met een ploegbeweging en verzet je je bergski halverwege de bocht zodat deze parallel naast de dalski komt. Ze je ski’s in een afdaling nooit vlak naast elkaar, dit gaat ten koste van de stabiliteit.
Voor de beginner is het daarom beter om af te dalen op de manier dat je stijgt. Namelijk diagonaal naar beneden glijden, maak je hoek zo dat het niet te steil is en je niet teveel snelheid maakt. Door tegen de berg op te sturen (ploegtechniek) kom je tot stilstand. Dan doe je dezelfde x-stap die je gebruikt bij het stijgen en glij je de andere richting op.
Probeer het terrein ook altijd zo te lezen zodat je natuurlijke stopplaatsen vindt. Je kan bijvoorbeeld een geul vinden (een grote halfpipe) waar je telkens van de ene helling naar de andere helling kan glijden en vanzelf tot stilstand komt. Je kan ook je stijgvellen aanhouden bij het afdalen, deze beperken je snelheid aanzienlijk. Dit is vooral handig als beginner wanneer je de afdaaltechnieken niet goed onder de knie hebt. Het spreekt voor zich dat iemand die nog geen enkele ervaring heeft met skiën niet meteen te bergachtige routes moet proberen. Ken je grenzen.
Afdalen in v’s (foto: Jelle Houbrechts).
Bepakking
Je kan op twee mogelijkheden je bagage meenemen. Een rugzak of een pulka. Een pulka is een slede in de vorm van een kuip die je achter je aan trekt. De pulka is bevestigd aan een harnas dat je aan hebt of aan de heupbanden van een rugzak. Er valt voor beide opties wat te zeggen en vaak komt het aan op persoonlijke voorkeur. We sommen de voor- en nadelen op.
Rugzak | Pulka |
---|---|
Meestal reeds in het bezit en moet dus niet aangekocht of gehuurd worden | Extra kost (kopen of huren) |
Groter energieverbruik / kg | Lager energieverbruik / kg |
Kan je uit balans brengen | Stabieler |
Geen problemen bij traversees | Kan zijdelings afschuiven bij traversees |
Gemakkelijker door stenig, bosrijk, bergachtig terrein | Moeilijker door stenig, bosrijk, bergachtig terrein. |
Moeilijker om snel iets in terug te vinden | Gemakkelijker om snel iets in terug te vinden |
Het grootste voordeel van een pulka is het extra comfort dat je kan bereiken door net dat ietsje meer te kunnen meenemen. Dat boek dat je anders thuislaat owv het gewicht kan je nu gerust meenemen, een wat zwaardere, volumineuze slaapzak is ook niet meteen een probleem. Let wel op dat je niet in de val loopt van je pulka vol te stouwen met dingen die je misschien, eventueel, af en toe eens nodig zou kunnen hebben.
Toerlanglaufen met een rugzak (foto: Jelle Houbrechts).
Volume
Pulka’s zijn er in verschillende volumes. Kies een grootte die past bij het type tochten dat je doet. Een pulka hoog opvullen vermindert de stabiliteit en maakt dat die meer wind vangt en kan omkantelen. Een te grote pulk biedt vaak ruimte voor je materiaal om te verschuiven wat ook weer ten koste gaat van stabiliteit. Een pulka vullen doe je best door de zware dingen onderaan te verdelen, zo hou je het zwaartepunt zo laag mogelijk. Verdeel het gewicht gelijkmatig over de pulka. Wanneer je pulk achteraan een stuk zwaarder is zal je de voorkant soms wat omhoog trekken waardoor de achterkant zal afremmen en visa versa. Leg ook de zaken die je snel nodig of vaak nodig hebt bovenaan.
Touw of beugel
Een pulka kan aan je harnas bevestigd worden met een touw of een stijve aluminium beugel. Een beugel biedt meer stabiliteit in steiler terrein maar loopt iets stroever op het vlakke. De pulka kan dan niet zijn eigen spoor kiezen wat wel kan met een enkel touw. Een touw biedt ook het voordeel dat je gewoon naar je pulk kan om er iets uit te halen. Een beugel moet hiervoor je telkens losklikken. Gebruik je touw in heuvelachtig terrrein dan valt het te overwegen om een pulkarem in te bouwen. https://www.youtube.com/watch?v=7UaFP92SKcs
Ga je met pulka door bergachtig terrein kan het goed zijn om een lang touw mee te nemen waarmee je de pulk een eind de helling mee kan laten afschuiven alvorens zelf af te dalen.
Er bestaan veersystemen om de pulk aan je lichaam te bevestigen. Het punt waar de beugel of het touw aan je harnas is bevestigd is voorzien van een veer. Deze zorgt voor een iets soepelere gang van zaken maar verwacht hier geen wonderen van. Een pulka zal altijd wat trekken en duwen zijn.
Op sneeuwschoenen en pulka door Sarek (foto: Steve Behaeghel)
Extra rugzak
Een extra rugzak kan handig zijn, zeker in heuvel- of bergachtig terrein. Een kleine lichte dagrugzak kan dan met wat eten en noodspullen (zoals schop, sonde, stormzak) gevuld zijn. Zo kan je soms je pulka laten staan terwijl je een ommetje maakt naar een nabij gelegen top of uitzichtpunt. In noodgevallen heb je die belangrijke zaken dan ook steeds bij de hand. Zo kan je ook genieten van enkele heerlijke afdalingen onderweg maar heb je toch de voordelen van een pulka onderweg. Bij een aankomende lawine is het aangeraden (in de mate van het mogelijke) je ski’s snel los te klikken en je pulka los te koppelen.
Waar en wanneer?
Vanaf wanneer ga je met een pulka en wanneer kies je een rugzak? Iedereen zal hier een ander antwoord op geven. Sommigen kiezen voor een weekendje al een pulka, anderen moeten er niet van weten. Het gemakkelijkste voorbeeld: een tocht langer dan twee weken zonder bevoorrading en zonder hutten. Dan is het vrijwel onmogelijk alles in een rugzak te krijgen en mee te dragen met ski’s. In dit geval is een pulka dus de enige keuze.
Hieronder een tabel met verschillende bepakkingen in relatie tot het terrein dat je zal tegenkomen. Dit is zeker niet strikt te volgen maar eerder een leidraad en iets waar je na een tijdje ook zelf een uitgesproken mening over zal hebben.
0kg-5kg (dagtocht) | 5kg-15kg (meerdaagse huttentocht) |
15kg-25kg (meerdaagse tenttocht) |
>25kg (Lange tocht) | |
---|---|---|---|---|
Vlak | Rugzak | Pulka | Pulka | Pulka |
Heuvelachtig | Rugzak | Rugzak | Pulka | Pulka |
Bergachtig | Rugzak | Rugzak | Rugzak, als je ervaren bent in afdalen anders pulka. |
Pulka
|
Ski's huren, kopen en transporteren
Een set ski’s en alle toebehoren kopen is niet goedkoop. Latten, bindingen, schoenen, vellen en stokken samen kost al snel tussen de 750 en 1250€. In België zijn er ook niet veel gespecialiseerde winkels te vinden met een goede service. Wil je graag ski’s kopen kan het de moeite zijn om buitenlandse webwinkels te raadplegen. Scandinavische en Duitse webwinkels hebben vaak solden op dergelijke producten tegen het einde van het seizoen.
Voor die een keer per jaar dat dit materiaal gebruikt wordt komt het goedkoper uit om alles te huren. Je hebt dan ook het voordeel dat je het materiaal kan huren dat het beste aansluit bij de tocht die je wil ondernemen. Huren in België kan onder meer bij Slow-motion en Outdoor Animation. In buitenlandse wintersport gebieden is het ook mogelijk om ski-set’s te huren, vooral in Scandinavië, elders is dit slechts een niche. Wil je op zeker spelen huur je dus best in België.
Ski’s kunnen op het dak van een auto bevestigd worden, er bestaan speciale systemen die op de bagagedrager passen. De latten vastsnoeren met spanriemen werkt ook maar weet wat je doet. Je wil je ski’s immers niet van je dak zien waaien op de Duitse Autobahn. Een dakkoffer van minstens twee meter lang is ideaal.
Ski’s op het vliegtuig zijn ook geen probleem. Je zal naargelang je maatschappij en ticket al dan niet een toeslag moeten betalen en je ski’s als speciale bagage moeten aangeven. Zorg dat de ski’s en stokken in een goeie skizak steken en samengebonden zijn om beschadigingen te vermijden.
Ski’s en pulka verplaatsen kost wel wat inspanning (foto: Steve Behaeghel).
Regio's
België
- De Hoge Venen bieden de beste mogelijkheden voor vb. een tweedaagse tocht.
Frankrijk
- Jura: Bij voldoende sneeuw is het mogelijk om de GTJ te ondernemen, 180km lang.
- Vercors: De lager gelegen dalen op het plateau zijn prachtig langlaufgebied. Hou echter rekening dat er soms steilere wanden hellingen moeten worden genomen om in een ander dal te geraken.Voor wie al wat afdaaltechnieken onder de knie heeft vormt de Vercors een zalige toerlanglaufbestemming. Lawinekennis is een must.
- Vogezen: De Vogezen zijn door de uitgestrekte bossen in combinatie met geaccidenteerd terrein niet geschikt voor een toerlanglauftocht. Wel vormt de vaak dicht gesneeuwde Route des Crêtes een ideale “piste” om het tourlanglaufen aan te leren, te trainen of technieken te verfijnen. Er zijn ook gemarkeerde en onderhouden loipes in de winter bovenaan op de routes des cretes, bvb. tussen le Grand Ballon en Le Markstein.
Scandinavië
- Winterroutes zijn in Noorwegen tegen de paasperiode gemarkeerd. Ze worden aangeduid met wilgentakken op vrij korte afstand tot elkaar. Zo kan je ook in slecht weer moeilijk verloren lopen, al kan het wel eens gebeuren dat sommige takken plat zijn gewaaid en zo ingesneeuwd geraken. Op de website van DNT vind je een overzichtskaart van die winterroutes. Je vindt ook een handige routeplanner op UT.no | Utforsker | Utforsk Norge
- In Zweden kan je de Kungsleden volgen die ook in de winter duidelijk gemarkeerd is. Wie al winterervaring heeft en zelfvoorzienend is, kan ook naar Sarek, een ruig gebied zonder voorzieningen.
- Finland biedt ook mogelijkheden, belangrijk is wel voor de juiste ski’s te kiezen in functie van het gebied (bosgebied of toendra) die je opzoekt. Meer info volgt binnenkort op onze vernieuwde Finlandpagina.
Scandinavië biedt veel toerlanglaufgebieden (Foto: Steve Behaeghel)