Bergwandelen lijkt even vanzelfsprekend als zwemmen. En toch, vijf baantjes in het gemeentelijk zwembad is iets anders dan een wilde oceaan overzwemmen, net zoals naar de bakker wandelen op de hoek van de straat niet hetzelfde als stijgen op ruw terrein met het gewicht van een driejarig kind op de rug. Hiking Advisor is een organisatie die de oceaan van het bergwandelen met de tent begeleidt, en oversteekbaar maakt.
Dag 1 – “Waar zitten we?”
De instructeur is er niet om de weg te wijzen (die worden we verondersteld te kennen), maar om ons die te leren doorgronden: de gesteenten, de fauna en flora, het weer, het terrein,… “Waar zitten we?” vraagt hij met de regelmaat van een ongeduldig kind en de pretoogjes van een nieuwsgierige grootvader. We vertrekken in het gehucht La Danchère, waarna de GR54 verder omhoog klimt langs het koningsblauwe Lac Lauvitel, het droge meer (Lac Sec) en tenslotte het knusse Lac de Plan Vianney. We zetten de tenten ernaast op, tussen de restanten van stenen muurtjes. Het aperitief in de bergen start extra vroeg. Azul trekt een zak chips open. In een halve stenen iglo begint The Kid te koken. De rest van de groep volgt en de talrijke gasvuurtjes zorgen voor een heet microklimaat.
Dag 2 – De filosofie van de Crête de la Montagne
Rond halfacht lokt de zon sommigen (incl. ondergetekende) uit hun tent. De andere helft heeft hun matje en slaapzak al even opgerold en in de rugzak opgeborgen. Dat het iets sneller kan, vraagt de instructeur aan de zonnegroep. Het inpak – en klaarmaakritueel versnelt. De zevenkoppige groep stijgt verder tot aan de bergkam (Crête de la Montagne). Wie stijgt, moet ook dalen. Het is een filosofie waar je in de bergen niet onderuit kan. We lunchen op het laagste punt van de dag (op de grasvlakte in de buurt van de Cabane de la Selle). Daarna gaan we tergend traag (het mantra “mississippi links, mississippi rechts” voor elke voetzetting helpt) richting de Rocher de la Grande Eglise zodat niemand buiten adem de top bereikt. Op de kam is het windstil. Hier navigeert de groep met het kompas om de exacte locatie te bepalen (“Waar zitten we?”). Cherry trekt de groep versneld het laatste deel op. Op de Col de la Romenu is het meer Labarre al zichtbaar. Bijna kunnen we onze tenen nat maken. Na het eten, leert de instructeur ons het verschil tussen stratussen (uitgesmeerde wolken) en cumulussen (kernreactorwolken), over de invloed van de zon op de wind en de betekenis van het woord ‘volatiel’. Azul trakteert de groep op gevriesdroogde rijstpap. Hierdoor komen we te laat terug voor de zonsondergang aan op de Col de La Romenu. De zon is al verdwenen, het uitzicht is nog altijd adembenemend. Ik val in slaap op een licht verbrande bovenarm die werkt als een haardvuur in mijn donsdeken.
Dag 3 – Schapenzee doorwaden, aanspoelen in Valsenestre
Ik leer dat ik best vroeger opsta en dat je best opzoekt (of vraagt) dat er zich schapen in de vallei bevinden (lees: je water minimaal twee minuten laten koken). Pas na de middag komen we de kudde wolleveranciers tegen. Anderson loopt vooraan en maakt – net zoals Mozes de zee – de weg vrij tussen de mekkerende massa. Daarna volgt een rotsig en steil pad naar de vallei en het gehucht ‘Valsenestre’. De instructeur dacht de groep hier te verrassen, maar door het voorbereidend opzoekwerk van Azul wist iedereen al dat er een gite met terras op onze weg lag. We zetten de tent neer op de bivakplek net buiten het gehucht. We oefenen onze staptechnieken, de doorwading van een rivier en enkele knopen, we wassen ons in de rivier en we eten in een schijnbaar onstopbare avondzon. De muggen jagen uiteindelijk iedereen de tent in.
Dag 4 – Bellen op de Col de la Muzelle
Het pad stijgt weer, en doet dat – zo goed als – de hele dag, eerst door bos, dan door weiland en uiteindelijk door kale rotsen. Net voor de Col de la Muzelle slingert het pad haarscherp en eindeloos naar boven. De leisteen kraakt lichtjes onder de wandelschoenen. Wie dit stuk in de omgekeerde richting zou doen, mag niet te veel last hebben van hoogtevrees. Aan de top bellen verschillende deelnemers naar huis terwijl ze zich vergapen aan de Lac de la Muzelle. In de Ecrins zijn er niet zoveel plekken met bereik. De tocht naar beneden is vrij vlak, soms met sneeuw. De refuge lonkt. De instructeur geeft een inleiding op de hutetiquette. De rugzakken worden netjes aan de zijkant geplaatst, de schoenen uitgedaan. De instructeur vraagt waar we mogen bivakkeren. We wandelen naar de andere kant van het meer, zetten de tent op en lopen terug richting de refuge. Bijna waren we vergeten hoe het voelt om op een stoel en aan een tafel te zitten. Alpinisten zijn koppig en bergwandelaars zijn levensgenieters, zei iemand. Dat laatste klopt, bedenk ik me tussen de kaasgang en het dessert door. Op de terugweg naar de tenten worden we begroet door een ezel en twee paarden. “Het zijn de usuals,” weet de instructeur.
Dag 5 – Verkoeling zoeken in Le Lauvitel
Het is warm en zonnig geweest. Iemand zou wel eens zijn tent willen opbreken in de regen. Maar het regent niet, ook niet op de laatste dag. Na de Col du Vallon gaat het pad onvermijdbaar naar beneden, terug naar La Danchère. Het pad is smal, takken en onkruid schuren langs de rugzakken en de benen. Aan de linkerkant zien we het grote meer van Le Lauvitel liggen terwijl het zweet op de voorhoofden parelt. Bijna. Azul, Cuddy en ik wagen zich aan het koude water. Het pad erna is aangelegd, en bijgevolg niet echt lief voor de knieën. In La Danchèere sluiten we nog af met ijsjes en wafels voordat we terug de auto nemen richting de camping ‘La Cascade’. Er mag dan geen water uit de hemel zijn gevallen, wat hebben we veel geleerd van staptechnieken en schapenvalleien tot weerkunde en hut etiquette. De oceaan lijkt alvast een beetje minder diep.
(Disclaimer: In dit verslag worden andere namen gebruikt.)