Niets is mooier dan je tent op een prachtige locatie neer te planten en te genieten van het avondlicht. In realiteit zijn de omstandigheden echter niet altijd zo dromerig. Slecht weer, weinig geschikt terrein, insecten of foute tochtplanning kunnen je zoektocht naar een geschikte bivakplek moeilijker maken. Hoe vind je nu de veiligste en meest comfortabele plek?

Regelgeving

Niet in alle gebieden kan je vrij je bivakplek kiezen, ook als je maar één nacht blijft. We maakten een samenvatting van de regelgeving in Europa. Naast dit algemeen overzicht, check je best nog eens de website van het nationale of regionale natuurpark waar je doorheen trekt, of neem je contact op met een bergsportfederatie.

De regelgeving loopt sterk uiteen: van vrij bivakkeren tot absoluut verboden. Soms zijn er bepaalde beperkingen (vb. boven de 2000m, niet in bepaalde kwetsbare stukken natuur, …), in andere zijn er vaste bivakplaatsen vb. langs de GR20 in Corsica, de Laugavegur in IJsland, naast sommige berghutten in de Vanoise in de Franse Alpen. In sommige gebieden is het wel verboden en wordt het ofwel gedoogd vb. hoog in de bergen in Wales, ofwel is de kans bestaande dat je beboet wordt vb. de Belgische Ardennen, Duitse Eifel.

Wie dan illegaal gaat wildbivakkeren, zoekt best discrete plekken op vb. een dicht bos of een afgelegen weide, en maakt geen kampvuur. Uiteraard kan je overal gewoon toestemming vragen aan een landeigenaar of boer om problemen te vermijden. Waar je ook gaat bivakkeren, houd je altijd aan de ongeschreven regels van 'leave no trace'.

7396642374_93473bc16d_c.jpeg

In Parc National de la Vanoise (Franse Alpen) kan je enkel bivakkeren bij bepaalde hutten (foto: Debbie Sanders).

Geschikte bivakplaatsen spotten via de stafkaart

Een geschikte bivakplaats zoeken begint al tijdens de voorbereiding van je tocht maar uiteraard moet je ook op het terrein zelf soms bijsturen.

Als je tijdens de voorbereiding zelf op zoek gaat naar geschikte plekken voor een bivak, dan doe je op basis van een stafkaart. Daarbij ga je in eerste instantie uitkijken naar meertjes en valleien omdat daar vaak water is. En kijk je uit naar plekken waar de hoogtelijnen vrij ver uit elkaar liggen. Opgelet, hoe groter de equidistantie (het hoogteverschil tussen twee hoogtelijnen) op jouw kaart, hoe minder zeker je bent van het reliëf. Op de kaart zie je ook vaak de aard van begroeiing. Hieronder zie je een voorbeeld op basis van een online toepassing voor Franse stafkaarten. Met de pijltjes zijn mogelijke bivakplekken aangeduid. Let ook op de terreinkenmerken vb. puinhelling aangeduid met de cirkel.

kaartje_bivak_kiezen.jpg

 

Daar blijf je dus best met een afstand vandaan. Omdat je op basis van een stafkaart uiteraard maar beperkte informatie hebt, kan je dit aanvullen door op Google Earth via satellietfoto’s én toegevoegd beeldmateriaal door gebruikers op te zoeken. Zo krijg je een beter idee hoe de omgeving eruit ziet en of er vb. veel stenen liggen, er water is, enz. Helaas is het beeldmateriaal niet altijd even scherp of ligt er nog sneeuw toen de satellietbeelden werden genomen. Tot slot kan je ook reisverslagen lezen en tips van hikers vragen die in dat gebied al gewandeld hebben. Op deze site kan je verslagen vinden en op het forum (link) kan je altijd terecht voor vragen.

Kaartje_bivak_kiezen2.jpg

Let op je veiligheid

Hoe mooi sommige bivakplekken die je op het oog hebt ook mogen zijn, het veiligheidsaspect moet altijd en overal de doorslag geven bij de uiteindelijke keuze van je bivakplek, het comfort en de schoonheid van de locatie zijn daarbij van ondergeschikt belang. Onderstaand voorbeeld illustreert dat heel goed.

"In 2008 maakte ik een lange solotrekking door de Centrale Pyreneeën. De Pico de Aneto (3404m), de hoogste top van het hele gebergte, was het laatste hoofddoel van m’n tocht. De dagen voordien had ik in prachtige stabiele weersomstandigheden overnacht helemaal boven op de top van een 3000-er, een fantastische ervaring. Dat hoopte ik op de Aneto uiteraard nog eens dunnetjes over te doen. De dag waarop ik naar de voet van de berg wandelde was het opnieuw prachtig weer. Ik vroeg aan iedereen de voorspellingen voor ’s nachts en de dag erop, en iedereen die er een beetje van op de hoogte leek te zijn vertelde me dat er geen onweer werd voorspeld. Ik bereidde me al helemaal voor op een uniek topbivak. Wanneer ik in de late namiddag de laatste bivakplek bereikte voor ik aan de lange sneeuwvelden richting top zou beginnen, verscheen er ondanks het late uur toch wat cumulusbewolking. Een vriend/weerman in België sms’te me dat er in de nacht toch een verspreid onweer mogelijk was. De top lag voor het grijpen en ik twijfelde fel, maar bleef uiteindelijk toch beneden. Rond 2u ’s nachts barstte de hel los, met bijzonder zwaar onweer met felle windstoten en hagelstenen zo groot als pingpongballetjes. Ik moest een uur lang mijn tent met de hand ondersteunen omdat ze elk moment open leek te kunnen scheuren, en intussen sloeg de bliksem boven me talloze malen in op de topgraat van de Aneto."

De top lag voor het grijpen en ik twijfelde fel, maar bleef uiteindelijk toch beneden. Rond 2u ’s nachts barstte de hel los, met bijzonder zwaar onweer met felle windstoten en hagelstenen zo groot als pingpongballetjes.

We overlopen hieronder de belangrijkste aspecten van veiligheid.

Weersomstandigheden

In het smartphone-tijdperk is het in vele wandelgebieden niet moeilijk meer om de weersvoorspellingen bij de juiste instanties te bekijken. Ook in berghutten of toerismebureaus kan men je aangeven welk weer wordt verwacht. Naast deze voorspellingen, moet je uiteraard ook op het terrein uitkijken naar mogelijke signalen van weersverslechtering. De belangrijkste zijn:

  • Een hoogtemeter die stijgt tijdens de nacht wijst op een dalende luchtdruk; indien deze stijging doorzet kan dit wijzen op verslechterend weer.
  • Wolken die zich heel snel opstapelen in de loop van de dag wijzen op een mogelijk onweer in de maak.
  • Wolken die over de kam gejaagd worden, geven aan dat er veel wind op hoogte is.
  • Gestaag toenemende cirrusbewolking die vanuit (zuid)westelijke richting geleidelijk de hele hemel bedekt en gevolgd wordt door dikker wordende middelhoge bewolking (altostratus) duidt op een naderend warmtefront.

Wanneer je niet 100% zeker bent over het weer kies je altijd voor een wat beschutte plek (vb. vallei, bos) waar je voorbereid bent op bijvoorbeeld felle wind of onweer.

Onweer

Onweer komt voor in alle tropische tot gematigde en zelfs subarctische gebieden van de wereld. Algemeen geldt dat de kans op onweer verhoogt bij hogere temperaturen, boven uitgesproken reliëf, en wanneer er veel vocht aanwezig is in de atmosfeer. In Europa is het daardoor vooral in de zomer een vaak voorkomend fenomeen, waarbij voor wandelaars interessante gebieden als de Alpen, Pyreneeën en de Balkan erg gevoelig zijn aan (zwaar) onweer. In Scandinavië is de kans een stuk kleiner, al is onweer ook daar mogelijk tijdens de zomermaanden

Onweer op komst, hoog tijd om de bivak op te slaan (foto: Debbie Sanders).

Onweer gaat vaak gepaard met felle rukwinden, overvloedige neerslag op korte tijd, kans op hagel, en uiteraard met bliksem. De keuze van een geschikte bivakplaats is dan ook erg belangrijk:

  • Het risico op een blikseminslag kan je minimaliseren door de kamperen in het bos (vermijd bosranden en hoge bomen) of diep in de vallei. Vermijd open vlaktes, kammen en bergtoppen. Bij heel hevige onweders, is een nachtje slapen in een berghut of afsluitbare onbemande hut de veiligste optie.
  • Houdt tenminste 2 meter afstand van rotswanden, water.
  • Blijf weg van alles wat uitsteekt uit de omgeving, ongeacht of er ergens metaal te vinden is of niet. Een houten paal of mast is even gevaarlijk als een metalen exemplaar. Bivakkeer dus ook op afstand van een hut.

Hou bij onweerachtig weer voldoende afstand van water, rotswanden of grote rotsblokken en hoge objecten. Bij de hut op deze foto stond een bliksemafleider. (foto: Debbie Sanders).

Bij onweer kunnen de rukwinden uithalen uit alle richtingen, wat een groot verschil is met de ‘normale’ geostrofische winden die min of meer stabiel blijven van richting. Concreet betekent dit dat het vaak moeilijk is om voor je tent een ideale positie te kiezen. Tunneltenten zullen bij onweer bijvoorbeeld gevoelig zijn voor zijwind, en (half)open tarpconstructies zijn erg kwetsbaar bij felle rukwinden uit de ‘verkeerde’ richting. Ken dus de beperkingen van je tent of tarp!

Als het onweer vlakbij is en je bent nog onderweg, isoleer je van de grond door in foetushouding op je rugzak te gaan zitten met je romp, voeten en knieën dicht bijeen. Hou minstens 10m afstand van je tochtgenoten. Als je al in je tent zit, kan je hetzelfde doen, en kan je je isoleren van de grond met behulp van je slaapmat. Blijf vooral in je tent zitten. Je tent is immers je bescherming tegen hagel en onderkoeling. Als er onderweg op je tocht een zwaar onweer aankomt en je hebt nog wat tijd, zet dan de tent op een veilige plaats op en ga daarin schuilen. Bescherming tegen hagel en wind is net zo belangrijk dan je op een veilige plek bevinden om een mogelijke blikseminslag te vermijden.

Kies bij onweer of bij felle neerslag een plek waar de bodem voldoende water kan absorberen of doorlaten of op een licht aflopende helling. Vermijd putten, plaatsen waar de (groene) vegetatie wijst op een erg vochtige bodem, of verharde bodems zoals paden en onverharde wegen.

Kijk uit voor een plek die goed draineert (foto: Willem Vandoorne).

Kijk uit voor een plek die goed draineert (foto: Willem Vandoorne).

Wind

Als basisregel in de bergen geldt simpelweg dat de wind toeneemt met de hoogte. Op hoge bergpassen, toppen of plateaus zal het altijd (veel) harder waaien dan op hetzelfde moment diep in de vallei. De richting is wel vrij voorspelbaar. Er zijn enkele specifieke gevallen waarbij de windsnelheid lokaal erg kan verschillen door het zogenaamde Venturi-effect:

  • Wind versnelt fel boven bergkammen en toppen (bvb. hoofdkam van de Vogezen)
  • Wind versnelt in vernauwingen van valleien (bvb. lange valleien in Sarek, Zweden)
  • Wind versnelt aan het einde van een vallei, bij het begin van een open vlakte (bvb. Sarek, Zweden).

Op onderstaande figuur en luchtfoto zie je dat je, waar de vallei vernauwt, een hogere windsnelheid mag verwachten. Best zet je je tent op, ofwel buiten deze vallei en weg van de openingen van het dal, ofwel op het breedste stuk.

luchtverplaatsting.jpg

In een vallei zal het reliëf sterk bepalen welke richting de wind aanneemt. Vaak draait de wind er gedurende de nacht. Overdag heerst er een dalwind (wind afkomstig van het dal). Als het afkoelt op hoogte, zakt de koude lucht de valleien in en ontstaat er een bergwind. Denk dus twee keer na in welke richting je de tent plaats, zeker als je tent asymmetrisch is (d.w.z. afloopt in één richting, met slechts één ingang). Bij veel wind kies je hoe dan ook voor een lagere bivakplek. Vaak vind je in valleien ook veel meer beschutte bivakplekken dan hoog in de bergen. Zo neemt de windsnelheid bijvoorbeeld 75 tot 90% af wanneer je je 50m diep in het bos begeeft.

In geval van veel wind, kan het nuttig zijn om in een bos te bivakkeren voor extra beschutting (foto: Willem Vandoorne).

In geval van veel wind, kan het nuttig zijn om in een bos te bivakkeren voor extra beschutting (foto: Willem Vandoorne).

Als het niet mogelijk is om af te dalen, bijvoorbeeld op uitgestrekte toendraplateaus in Scandinavië, gebruik je zoveel mogelijk de natuurlijke elementen in het landschap om toch wat beschutting te vinden, bijvoorbeeld achter een morenerug of zelfs gewoon een grote rotsblok.

Je kan ook gebruik maken van natuurlijke elementen als beschutting voor de wind (foto: Joery Truyen).

Bij zwaar stormweer (risico op vallende bomen of gevaar op schade aan de tent door de kracht van de wind) is het sterk aan te raden om indien mogelijk binnen te proberen slapen in een onbemande hut of berghut. Indien al van een aantal dagen op voorhand erg zwaar weer voorspeld wordt, pas je je planning in functie daarvan aan.

Steenslag

Vermijd altijd plaatsen waarbij er een duidelijk gevaar is op vallende stenen, zoals onder rotswanden of aan de voet van puinhellingen en blokkenvelden. Een bivak onder een overhellende rotswand, rotsblok of in een grot kan enkel indien duidelijk kan worden ingeschat dat er geen enkel gevaar bestaat op vallende stenen of instortingen, en blikseminslag. Wees extra voorzichtig in aardbevingsgevoelige gebieden (bijvoorbeeld Andes, Nieuw-Zeeland, Centraal-Azië, IJsland, …).

Sneeuw- en lawinegevaar

Lawines worden vaak gerelateerd aan wintertochten. Hou echter ook rekening met het gevaar op smeltlawines wanneer je vroeg in het zomerseizoen de bergen intrekt. Grote smeltlawines kunnen vanwege hun hoge massa (waterverzadigde sneeuw) tot diep onder de sneeuwgrens schade veroorzaken vb. grote smeltlawine nabij Gavarnie in 2008 die tot helemaal beneden in de vallei stroomde. Vermijd dus sneeuwrijke en steilere hellingen boven je bivakplaats, en ga vb. aan de zuidzijde van een bergflank staan of, indien dat niet mogelijk is, vermijd dan geulen. Op hellingen onder smeltende sneeuwvelden zal de bodem ook erg waterverzadigd zijn en is het vaak moeilijk om een geschikte (droge) bivakplaats te vinden.

Zorg daarna voor comfort

Aanwezigheid van water

De voordelen van bivakkeren nabij (stromend) water moeten niet worden uitgelegd: je hebt het bij de hand om te koken, drinken, en voor een eventuele was. Hou wel opnieuw de 'leave no trace'-principes in gedachten. Opgelet, hoewel het verleidelijk is vanwege het idyllische karakter en de onmiddellijke nabijheid van water, bivakkeer je best niet in of net boven de bedding van beken en rivieren. Bij neerslag kan het waterpeil (snel) stijgen.

Sommige rivieren reageren erg extreem op neerslag: het peil van de Franse Ardèche bijvoorbeeld kan bij zwaar onweer tot 10 meter stijgen op enkele uren tijd! Hetzelfde geldt voor rivieren die gevoed worden door smeltwater (gletsjers of sneeuwvelden). Bij warm weer zal hun waterniveau overdag stijgen, ook al valt er geen druppel regen. Wees extra voorzichtig bij rivieren stroomafwaarts van stuwen en stuwmeren: de waterstanden zijn hier volledig door de mens gecontroleerd, en zelfs bij mooi weer kan het water dus stijgen. Die stijgingen kunnen bovendien een stuk bruusker zijn dan natuurlijke variaties ten gevolge van neerslag.

Bivakkeren bij een meer is niet enkel idyllisch maar ook praktisch (foto: Willem Vandoorne).

Bivakkeren bij een meer is niet enkel idyllisch maar ook praktisch (foto: Willem Vandoorne).

Drink enkel ongezuiverd water uit een bron of op plaatsen waar je zeker bent dat contaminatie uitgesloten is. Elders neem je best geen enkel risico op besmetting en zuiver je water door middel van een waterfilter of oxiderende chemische waterzuiveringsmiddelen (Micropur, Hadex, …).

Nachttemperatuur

Wanneer je een geschikte slaapzak en slaapmat meehebt, is de temperatuur over het algemeen geen beperkende factor bij de keuze van je bivakplek. Toch verdient ook dit weerelement een klein woordje extra.

Algemeen vermindert de temperatuur met de hoogte. De mate waarin dat gebeurt wordt uitgedrukt door de Lapse Rate, die in ‘normale’ atmosferische omstandigheden ongeveer 1°C per 156m hoogteverschil bedraagt. Met andere woorden, wanneer het op zeeniveau 30°C is kan je op 3000m een temperatuur van zowat 11°C verwachten.

De Lapse Rate is echter sterk afhankelijk van verschillende atmosferische parameters, in de eerste plaats de vochtigheid. Daarnaast zal vooral ’s nachts de temperatuur ook sterk door het lokale reliëf en de bodem worden beïnvloedt.

Bij winderig en bewolkt weer wordt de atmosfeer goed ‘gemengd’ en zal de Lapse Rate van 1°C per 156m vrij goed worden gerespecteerd. Hoe hoger, hoe kouder. De nachtelijke afkoeling zal door de isolerende ‘deken’ bewolking getemperd worden en echt koude nachten moeten in de (zomerse) bergen niet worden verwacht

Bij helder en windstil weer daarentegen is de warmte-uitstraling veel belangrijker en kan het flink afkoelen. Daarenboven heeft de koude de lucht bij afwezigheid van wind de neiging om valleien en depressies in te ‘zakken’. Beneden in het dal is het dan vaak kouder dan iets hoger op de valleiflanken. Bij zulke weersomstandigheden, waar de kans op felle wind of onweer minimaal is, kan het dus de moeite zijn om wat hoger te bivakkeren.

In de vallei ben je dan wel meer beschut voor wind, je hebt er meer last van condens en – in dit geval – aanvriezende vochtigheid bij erg koude temperaturen (foto: Debbie Sanders).

Tijdens zo’n heldere, windstille nacht is het type bodem is eveneens van groot belang. Een zandbodem houdt ’s nachts minder warmte vast dan een kleibodem of een bodem met veel vegetatie (daarom worden de koudste temperaturen bij ons in de winter steeds boven de zandgronden van de Kempen gemeten).

Sneeuw is een extreem geval van ‘bodem’ en zal bij windstil en helder weer een erg snelle nachtelijke warmte-uitstraling toelaten. Boven een sneeuwdek kan het daardoor erg snel erg koud worden. De factor lokaal reliëf die hierboven werd besproken speelt daarbij ook een erg belangrijke rol; in karstdepressies kunnen in de winter boven een sneeuwdek extreem lange temperaturen worden gemeten, die zelfs 10-20°C lager kunnen zijn dan slechts enkele kilometers verderop hoger op de hellingen. Een mooi voorbeeld hiervan is de Funtensee in Duitsland, een karstdepressie op slechts 1600m hoogte in de Duitse Vooralpen, waar ’s winters temperturen tot -45°C worden gemeten. Tijdens wintertochten is het bij stabiel weer dus absoluut aan te bevelen niet in dergelijke depressies te bivakkeren. Soms bivakkeer je in de winter best iets hoger dan de bodem van de vallei, waar de koude lucht accumuleert. Je kan zo'n 'fosse à froid' ook reconstrueren in je voortent

tent_sneeuw.jpg

Soms bivakkeer je in de winter best iets hoger dan de bodem van de vallei, waar de koude lucht accumuleert. Je kan zo’n ‘fosse à froid’ ook reconstrueren in je voortent (foto: Steve Behaeghel).

Vochtigheid en condens

Vooral bij rustige, koude nachten onder een heldere hemel kan condens een erg vervelend fenomeen zijn. Helemaal condensvrij blijven is zowat onmogelijk, maar volgende tips bij de keuze van je bivakplaats kunnen je helpen het probleem te beperken:

  • Kies een bivakplek met een droge ondergrond vb. een droge bosgrond of een zandige morenerug in plaats van een vochtig weiland.
  • Kies een bivakplaats onder een ‘stralingsreflector’, bijvoorbeeld een boom.
  • Bij stabiel weer is het dieper in het dal of in depressies niet alleen kouder, maar ook vochtiger. Kies een plek wat hoger op de hellingen.

Bivakkeren onder een boom verhoogt het comfort (wel niet doen bij onweer tenzij diep in een bos) (foto: Debbie Sanders).

Insecten en wilde dieren

Insecten kunnen een plaag zijn tijdens het bivakkeren, in het bijzonder in het (Hoge) Noorden. In Schotland bestaat er zelfs een midge forecast. Insecten houden van: stilstaand water, weelderige onderbegroeiing, windstille en vochtige locaties. Als je deze locaties vermijdt, zal je alvast wat minder last hebben. Insecten houden niet van: winderig weer, lage temperaturen: muggen kunnen niet vliegen wanneer de buitentemperatuur onder de 6-10°C zakt (afhankelijk van de soort) en een erg schrale bodem: in Scandinavië verdwijnen de insecten grotendeels eenmaal je zowat 200m boven de boomgrens uitklimt). Voorzie in gebieden die gevoelig zijn voor insecten altijd een binnentent of muskietengaas, of voor de minimalisten op zijn minst een afgesloten bivakzak. Een head net is aangenaam voor bij het kamp.

In sommige gebieden (Scandinavië, Schotland) moet je in de zomer rekening houden met muggen. Een headnet is soms echt wel nodig (foto: Joery Truyen).

Sommige wilde dieren (ijsberen, grizzly’s, wilde zwijnen, specifieke soorten knaagdieren, …) vereisen specifieke maatregelen die buiten de scope van dit artikel vallen. In het continentale Europa hoe je niet al te veel te vrezen. Waar nog beren leven, zijn deze vaak erg schuw. Als je je kampplaats proper houdt en geen voeding laat slingeren, krijg je geen last. Wie verder reist, richting Oost-Groenland, Spitsbergen, Canada of de Verenigde Staten, neemt best wel voorzorgsmaatregelen. De plaatselijke autoriteiten kunnen je hierover het best informeren (vb. over gebruik van een 'bear canister' voor het opbergen van voeding).

Avond- of ochtendzon

Het is zonder meer aangenaam om bij mooi weer ’s avonds nog lang in de zon te kunnen zitten, en ’s ochtends wordt het plots een stuk makkelijker om het warme nest te verlaten als de zonneschijn de koude nachtelijke berglucht verjaagt. Als je keuze hebt, kan je je bivakplek zodanig kiezen dat je ’s avonds of ’s ochtends (of allebei) van de zon kan genieten. Waar de zon opkomt en ondergaat kan je makkelijk zelf berekenen:

  • Bepaal de daglengte op jouw plaats en geografische locatie.
  • Als de daglengte exact 12u bedraagt (op 21 maart en 21 september) komt de zon op precies in het oosten (azimut 90°), en gaat ze onder precies in het westen (azimut 270°).
  • Voor elk uur extra daglengte vermindert de azimut van zonsopkomst met 7.5° en vermeerdert die van zonsondergang eveneens met 7.5°.
  • Voorbeeld: ik ga half juli op reis naar de Pyreneeën. De daglengte bedraagt zowat 15 uur. De zon zal dus opkomen op een azimut van 90° - (3x7.5°) = 67.5°, en ondergaan op een azimut van 270° + (3x7,5°) = 292.5°.

Kies een bivakplek met open zicht in die richtingen (en waarbij je rekening houdt met de baan van de zon na zonsopkomst en voor zonsondergang) en je geniet van een paar extra uren zonneschijn

In het Hoge Noorden, waar de zon in de zomer al erg vroeg opkomt of tijdens de periode van middernachtzon zelfs gewoon boven de horizon blijft, geldt misschien wel het omgekeerde en zorg je er eerder voor dat het reliëf in de juiste richting het zonlicht ‘blokkeert’.