De 24 bewoonde eilanden van de Cycladen zijn heel van elkaar verschillende wereldjes – bekend zijn de overtoeristische eilanden Santoríni, Mýkonos en Ios, maar er is nog veel meer: de idyllische en typisch Cycladische eilanden als Sífnos of Tínos – met de typische witte dorpjes – , de grotere eilanden Náxos en Páros met veel Byzantijnse of Venetiaanse invloeden, de veel groenere eilanden Andros en Kea, met verborgen, waterrijke valleien, het heel ruwe en oorspronkelijke Amorgós of nog heel eenzame eilandjes als Anáfi, Síkinos of Kímolos.
Allemaal hebben ze hun eigen charme – en vooral: ze hebben meestal nog goed bewaarde ezelspaden (monopátia), waarmee je de verborgen mooiste hoekjes van die eilanden kunt ontdekken, ver van het in de zomer opdringerige toerisme. Vergeleken met de wandelgebieden op het vasteland is de grote aantrekkingskracht van de eilanden vooral de permanente aanwezigheid van de zee – veel wandeltochten kun je combineren met zwemmen op eenzame strandjes